vrijdag 6 januari 2012

Rotterdam

Een verhaaltje, uit verveling geschreven (je moet toch wat), ben geen schrijver maar pleur wel eens wat op papier (of een scherm). Wil trouwens nog wel even kwijt dat het verhaal deels is gebaseerd op waar gebeurde feiten, jawel, dat dan weer wel ;)


Rotterdam
In het Rotterdam van de jaren ’70 viel het voor Joop Smit allemaal niet mee. Bouwvakker van beroep sinds een grondig mislukt intake-gesprek waar hij dacht zich aan te melden voor de nieuwe pensioenregeling die de regering had bedacht maar waarbij hij, naar later bleek, door zijn enthousiasme een sollicitatiegesprek succesvol had afgerond. Ineens werkte hij als bouwvakker mee aan de afbraak van ‘zijn’ oude Rotterdam en dat maakte hem regelmatig een verbitterd man van de oude stempel, maar ja, hij kon het geld eigenlijk wel goed gebruiken dus liet hij het maar zo. Tijdens de schaft kwam regelmatig zijn beste vriend Bob de Vries langs in de bouwkeet voor een praatje. Bob werkte bij de Plantsoenendienst van de gemeente en tja, het Plantsoen is groot dus niemand die het merkte als Bob er even niet was.

Zo ook vandaag, Bob zit al in de bouwkeet de krant te lezen als Joop gaat schaften. ‘Verrek Bob, ben je d’r nou al wéér joh?’, vraagt Joop geheel overbodig aangezien het antwoord op zijn vraag pal voor zijn neus zit. Bob reageert dan ook verbaasd, hij kon daar immers niet zitten als hij ergens anders was? Hoofdschuddend en met een diepe zucht gaat Joop zitten en opent zijn broodtrommeltje om te ontdekken dat er alwéér pindakaas tussen zijn brood zit. Joop is er van overtuigd dat zijn vrouw Marie een hekel aan hem heeft, pindakaas kan immers zo aan je gebit blijven plakken. ‘Wat kun jij toch altijd lekker zeuren Joop!’, zegt Bob vanachter zijn krant, ‘en dan te bedenken dat Dux er toch een stuk slechter aan toe is.’

Het is even stil als Joop zijn nieuwsgierigheid niet langer kan bedwingen en toch maar even vraagt wie Dux is. Bob legt de krant weg, ‘Nou, Dux… de Burgemeester van Rotterdam, Wim Thomassen, Dux voor zijn vrienden!’ Joop kijkt hem vol ongeloof met open mond aan, ‘Ja hoor, geloof je het zelf? En jij mag Dux zeggen?’. ‘Ja natuurlijk, zo heet ie toch?’, zegt Bob geïrriteerd. Joop zucht diep, ‘Ja, voor z’n vrienden!’ roept hij uit. ‘Nou dan!!’ zegt Bob, ‘Maar nou kom ik net op de Ringvaartweg, zit Dux daar op de stoep voor z’n eigen deur zielig te weze, z’n vrouw heb hem op straat gegooid dus ik zeg Dux ouwe jongen, als het hier nou vanavond op de stoep wat frisjes wordt, kom dan even gezellig bij ons thuis, maken we er een leuke avond van!’

Wederom valt Joop even stil, tot hij teleurgesteld uitroept ‘Maar we zouden gaan klaverjassen vanavond!’. Bob kijkt Joop verontwaardigd aan vanwege deze egoïstische opmerking, ‘Nou en? Het is een vriend in nood Joop, en anders nemen we hem gewoon mee naar het klaverjassen, kan hij mooi de scores bijhouden’. Joop lijkt enigszins gerustgesteld en ach wat zou je ook anders met een man in een dergelijke functie kunnen doen nietwaar? Zou zo iemand überhaubt hobby’s hebben? ‘Nou Joop, je hebt het niet van mij gehoord maar hij heeft 5 kinderen, mag jij raden wat zijn hobby is’ antwoord Bob grijnzend. Ook Joop krijgt een ondeugende grijns op zijn gezicht als hij doorheeft wat Bob bedoelt maar is toch ook wel nieuwsgierig waarom de burgemeester door zijn vrouw op straat was gegooid. ‘Ach weet je Joop, Thomassen is toch vroeger vóór de oorlog schoolmeester geweest?’, Joop begint vol ongeloof smakelijk te lachen maar Bob legt uit dat het toch écht waar is en dat de vrouw van de Burgemeester, An, nu het eten heeft laten aanbranden. ‘Maar dat kan toch gebeuren, Bob? Dan ga je toch niet voor je deur op het stoepje zitten janken?’ vraagt Joop lacherig. ‘Omdat ze dus het eten had laten aanbranden moest ze van Dux 500 strafregels schrijven, dat zit d’r gewoon nog steeds in bij die man hè?’ legt Bob verder uit maar Joop snapt het niet helemaal en vraagt wat hij bedoelt, ‘Die schoolmeestermentaliteit, dat hij af en toe nog steeds denkt dat ie schoolmeester is! Nou ja, en toen sloegen de stoppen door hè’ vertelt Bob waarop Joop verbaast vraagt ‘Zaten ze nog in het donker ook?’, ‘Nee joh, zijn vrouw werd ontzettend kwaad’, vertelt Bob, ‘Ze heeft met het hele servies lopen te gooien…’. In gedachten ziet Joop het hele tafereel voor zich en moet er smakelijk om lachen, ‘Dat zal me een rotzooi geweest zijn‘ proest hij uit. ‘Nou’, zegt Bob, ‘An is halverwege nog bij de buren extra servies gaan lenen omdat ze niks meer had om mee te gooien en ze was nog lang niet klaar…’

‘Maar Bob’, bromt Joop, ‘Weet zij dan niet dat de man de baas is in huis? Waar moet het heen met deze wereld als vrouwen ineens zo tekeer gaan, dat moet je toch niet willen? Ze moet toch wel haar plaats kennen!’. Bob legt uit dat het bij Thomassen thuis anders zit, ‘daar heeft zijn vrouw toch echt de broek aan hoor…. Vorige week nog, komt Dux thuis, zit er een wildvreemde vent in z’n badkuip, en zijn vrouw maar zeggen dat het uit protest was omdat we hier in Rotterdam zo weinig huizen met bad of douche hebben’. Joop vind het maar niks, ‘Nou, als dat bij mij thuis zou gebeuren en ik tref een wildvreemde vent in bad aan dan scheur ik hem helemaal uit elkaar, en Marie hoeft niet eens haar koffer te pakken, die ligt al lang op straat!’, maar Bob roept dat dat bij Joop thuis ook niet zo snel zou gebeuren en als Joop vraagt wat hij bedoelt zegt hij ‘Nou, je hébt niet eens een bad in die luxe villa van je, daar ging dat nou juist om…’

De schaft zit er op en Joop gaat weer aan de slag, niet van harte maar soms heb je gewoon geen keuze. Ook Bob zoekt het plantsoen weer op, je moet je immers af en toe even laten zien om mensen te laten denken dat je hard aan het werk bent nietwaar? ’s Avonds bij Joop Smit thuis is zijn vrouw Marie met het eten bezig terwijl Joop zachtjes in zichzelf mopperend de krant zit te lezen als de deurbel gaat, Marie doet open. Voor de deur staat een keurig geklede man, ‘Bijzonder goedenavond Mevrouw, ben ik hier bij de familie Smit?’. Marie is éven stomverbaasd, vooral door de enorme ambtsketen die de man draagt maar zegt dan ‘Burgemeester Thomassen, wat een eer!, Eh ja hoor, ik ben Marie en dit is mijn man Joop Smit. Komt u toch binnen’. Ook Joop mengt zich nu in het gesprek, ‘Edelgestrengelde Hoogheid! Wees welkom!’ roept hij uit. Burgemeester Thomassen (Dux voor vrienden) is verheugd door de vriendelijke ontvangst, ‘Ach, zegt u beiden toch gewoon Wim! Als ik vragen mag, is mijn vriend Bob er nog niet?’, ‘Hij zal zo wel komen, maar ga toch zitten!’, zegt Joop geruststellend. Marie, gastvrij als altijd, vraagt gelijk of de burgemeester gezellig met hen mee eet. Ze eten eenvoudige Rotterdamse arbeiderskost, uierboord, waarop de Burgemeester zegt dat hij de geur van gekookte melk al meende te herkennen. Marie antwoord bevestigend ‘Ja logisch, je moet uierboord 24 uur lang zachtjes in bouillon gaarkoken zodat de melk eruit kookt voor je het in plakken kunt gaan bakken en dan eten we het deze keer met uienringetjes, katenspek, tomaatjes,  peterselie en een béétje knoflook’.

Het klinkt Wim als muziek in de oren, ‘Oh dat lijkt me héérlijk, dat heb ik al jaren niet meer gehad. Wist je trouwens dat de Fransen ook uierboord eten maar het dan wat vulgair ‘Tétines’ noemen? Tepels dus!’, Joop trekt een vies gezicht en Wim legt verder uit, ‘Ja echt Joop, terwijl het dus eigenlijk ‘Mamelles’ zou moeten heten maar ja, leg dat maar eens uit aan die koppige Fransen! Maar ik accepteer je invitatie voor de maaltijd hoor Marie, heerlijk… en ach, momenteel is het sowieso lastig om thuis te eten’. Joop schiet in de lach, ‘Omdat je vrouw je eruit heeft gegooid Wim?’ waarbij hij onmiddellijk een afkeurende blik van Marie krijgt vanwege die opmerking maar Wim antwoord op de vraag alsof het serieus bedoeld was, ‘Nou dat speelt wel een rol inderdaad maar dat we geen servies meer hebben is toch ook niet bepaald onbelangrijk, dat maakt het eten toch wat meer tot een artistieke uitdaging, zal ik maar zeggen.’

Ze kijken elkaar eens aan om vervolgens in lachen uit te barsten. Er wordt aangebeld, Marie doet open en laat Bob binnen. ‘Hey Dux ouwe jongen, heb je ’t kunnen vinden?’ roept hij naar Wim die deze toch wel wat overbodige vraag beantwoord met ‘Nou Bob, wees eerlijk, zou ik hier zitten als ik nog liep te zoeken?’ en tja, daar kon Bob hem geen ongelijk in geven, ‘Heeft An de deur nog steeds op het nachtslot joh?’ vraagt hij en Wim zucht ‘Tja, weet je goede vriend, de Rotterdammers kunnen heel goed met mij opschieten, alleen tja, An kan momenteel heel goed op mij schieten. Het is die verdraaide oude schoolmeestermentaliteit van mij hè, dan ben je wel eens te streng, mijn vader was ook onderwijzer, dus tja het werd je met de paplepel ingegoten….’ Maar daar heeft Joop toch een puntje van kritiek want een vrouw is toch zeker niet de baas in huis? Die moet haar plaats kennen vindt Joop want Wim is toch zeker de baas in huis? De baas van heel Rotterdam notabene. ‘Nou Joop, dan ken je mijn vrouw nog niet’, zucht Wim, ‘Die laat zich niet zomaar de wet voorschrijven hoor, zelfs niet door de burgemeester van Rotterdam en al helemaal niet omdat ze er dan toevallig mee getrouwd zou zijn.’ Marie zet de braadpan op tafel en vult Wim verder aan ‘Zo is dat, ze strijdt al jaren voor de rechten van de vrouw, ik bewonder haar enorm en zou haar dolgraag eens ontmoeten, ze is mijn gróte voorbeeld!’ Wim die angstig zijn bord opzij schuift reageert geschrokken, ‘Ach jee Marie, je hebt toch geen aspiratie naar het betere gooi- en smijtwerk met het servies mag ik hopen?’ Marie begint te lachen, ‘Nee hoor, ik heb er lang genoeg voor moeten sparen met de zegeltjes van de supermarkt maar ik zou dolgraag eens met haar praten, van vrouw tot vrouw’, ze denkt even na en zegt ‘Weet je wat Wim, zal ik vanavond eens naar haar toe gaan? Kijken wat ik voor je kan doen! Dan ga jij intussen met de jongens klaverjassen’.

Wim ziet het plan wel zitten, als Joop en Bob er tenminste niets op tegen hebben om de avond met hem door te brengen maar die zien het als een mooie gelegenheid om Wim eens te laten zien hoe een echte Rotterdammer zich kan vermaken. Bob wil nog wel graag weten of Dux echt zo goed is in vermenigvuldigen, trots antwoord Wim ‘Nou, ik héb 5 kinderen Bob, 2 prachtige dochters en 3 geweldige zoons al zeg ik het zelf…’ maar dat was niet echt wat Bob bedoelde aangezien hij het meer over vermenigvuldigen had wat bij hoofdrekenen hoort zodat Wim mooi de scores bij kan houden bij het klaverjassen. Wim vindt het allemaal prima, ‘Ik moet alleen wel bekennen dat ik het Wilhelmus zing als ik moet rekenen, mijn leerlingen moesten vroeger ook zingend rekenen bij mij omdat ik vond dat ze het dan beter konden onthouden en die vreemde gewoonte om zingend te rekenen heb ik eigenlijk altijd gehouden. Ik ben drie keer in therapie geweest maar dat heeft niet mogen baten tot dusver…’. Joop vindt het echter geweldig, met dat zingen haalt Wim de tegenspelers natuurlijk helemaal uit hun concentratie, heeft hij eindelijk eens kans om te winnen.

De mannen vertrekken richting het buurtcentrum en Marie gaat naar de Burgemeesterswoning om eens met An, de vrouw van Wim te praten in de hoop de problemen op te lossen maar ook voor een goed gesprek als vrouwen onder elkaar. Later op de avond komen de jongens na het klaverjassen luid zingend thuis. De burgemeester voorop die met een fles bier in de hand het Wilhelmus met behoorlijk dubbele tong ten gehore brengt, ‘Jongens, het was echt tóp vanavond!’. Joop, die al net zo aangeschoten is reageert lachend ‘Wim…Willem, ouwe jongen… ik wis niet dat er zó veel bier in 1 burgemeester past’, ‘En 7 ballen gehakt maar waarom zouden we ze tellen, nietwaar?’ roept Bob ‘Maar even iets anders jongens, is Marie nog niet terug?’. Ook Joop merkt nu dat ie niet dat schelle gegil hoort wat er normaal klinkt als hij aangeschoten van het klaverjassen thuis komt, ‘Verrek Bob, nu je het zegt en het is al bij elven, er zal toch niks gebeurd zijn?’ maar Bob is er van overtuigd dat dat wel mee zal vallen, ‘Ze zal zo wel komen joh, maar eh Joop, ik moet nog even weg…’.

Joop is verbaasd maar Bob legt uit dat hij nog even ‘iets’ moet regelen en dat kan echt niet wachten al wil hij niet vertellen wát hij dan precies nog moet regelen. Bob vertrekt en Joop stelt aan Wim voor om in de keuken nog even wat te gaan drinken. Als zij goed en wel weer aan het bier zitten en Joop net een schuine mop aan Wim probeert te vertellen, voor zover hij zich deze tenminste nog weet te herinneren komt Marie thuis. Ze aanschouwt het tafereel in de keuken met Joop en Wim en geeft Joop gelijk een veeg uit de pan, ‘Joop Smit! Wat is hier in vrédesnaam aan de hand??’ maar Joop begrijpt die uitbarsting niet helemaal, ‘Hallo, wat krijgen we nou? Dat zal even lekker worden, we hebben precies gedaan wat jij zei hoor Marie, we hebben er een gezellige avond van gemaakt met onze vriend Wim hier, als Burgemeester moet hij toch weten hoe een Rotterdammer zich kan vermaken?’. Marie schudt met haar hoofd, ‘Gezellige avond ja, niet stomdronken voeren!!!’ maar hier gaat Marie toch even te ver volgens Joop, ‘Zeg hou eens op, dat doet hij toch zelf? We zijn amper in het buurthuis en dan zegt Wim Jongens, zet alles maar op mijn rekening vanavond, ik declareer het morgen wel op het gemeentehuis, ja dan kunnen wij er ook niets aan doen Marie, da’s overmacht’. Wim bevestigt de uitspraak van Joop maar is eigenlijk wel benieuwd hoe de avond voor Marie is verlopen bij zijn vrouw thuis maar Marie moet hem teleurstellen, ‘Nou Wim, Je hebt echt een geweldige, boeiende vrouw hoor maar ik ben bang dat An er nog niet aan toe is om je weer binnen te laten, ze heeft ook haar trots hè’, een uitspraak die op Joop werkt als een rode lap op een stier, ‘Trots? Ha!! Een koppige kenau, dat is ‘t!!! Ze moet haar plaats kennen hoor, de man is de baas in huis hoor, ZIJ toch zeker niet?’ maar Marie roept hem gelijk weer tot de orde en laat daarmee zien wie er in Huize Smit éigenlijk de broek aan heeft zonder dat Joop het doorheeft en dan wendt ze zich weer tot Wim, ‘Het spijt me Wim, ik heb haar ook niet over kunnen halen om mee te komen hierheen…’. Wim zucht en buigt zijn hoofd, Marie kan er immers ook niets aan doen, ze heeft haar best gedaan. Marie stelt voor dat Wim op bank blijft slapen die nacht om de volgende morgen samen een oplossing te gaan zoeken. Wim kijkt haar aan en zegt tegen Joop dat Marie echt een geweldige vrouw is en Joop wel ontzettend gelukkig met haar moet zijn. Trots zegt Joop, ‘Ja Wim, zoals mijn Marietje is er maar één, ben niet voor niks al 25 jaar met haar getrouwd hoor, ze heeft een hart van goud en ’t is mijn eigen lot uit de loterij…’. Marie lacht naar Joop en vind het wel héél lief van hem wat hij zegt, ‘Zuinig op zijn, ik zeg het niet te vaak, ik heb ook zo mijn reputatie’ zegt Joop met een ondeugende glimlach.

Ze besluiten te gaan slapen, Marie en Joop gaan naar de slaapkamer en Wim spreid zijn bedje op de bank in de woonkamer. De volgende morgen als Huize Smit nog in diepe rust verkeert wordt er rond half 6 nogal enthousiast aangebeld, iedereen schrikt wakker. ‘Hè, Wat? Wat zullen we nou beleven? Marie! Er wordt aangebeld!!’ roept Joop, Marie kijkt hem eens aan en zegt geïrriteerd ‘Ja Joop, ik heb het ook gehoord, ben niet doof…’, waarop Joop verbaast antwoord ‘Nou, zou je niet eens open doen dan?’. Afkeurend schudt Marie haar hoofd ‘De man is de baas in huis, toch Joop? Heer en meester, maar even de poort van zijn kasteel opendoen om te zien wie er voor de deur staat is meneer dan weer te veel. Ondertussen wordt er nog steeds dolenthousiast aangebeld en Wim roept vanuit de woonkamer ‘Niet om ’t één of ander, maar ik heb het vermoeden dat er iemand voor de deur staat die gráág naar binnen wil’ waarop Joop naar de kamer roept ‘Ach Wim, kun jij even open doen dan? Jij ligt tenslotte het dichtste bij!’ en dan gaat het Marie toch écht te ver. ‘Joop Smit! De man is hier te gast!!! De burgemeester nota bene!’. Marie staat op, trekt haar duster aan en opent de deur. An, de vrouw van Wim staat voor de deur samen met Bob, ‘An, meid! Wat een verrassing, vooral op dit tijdstip!’ zegt Marie en ook Wim is verrast. ‘Ja sorry dat ik jullie wakker maak hoor’, zegt An, ‘maar moet je nou toch eens kijken, deze affiche werd vanmorgen bij mij bezorgd door Bob!’. Ze laat het affiche zien met daarop een levensgrote foto van Burgemeester Thomassen en daaronder vetgedrukt de tekst ‘Het zal me Worst Wezen!’. Marie is stomverbaasd maar roept al gauw ‘Het zal me worst wezen? Oh meid, wat vreselijk!! Bob de Vries, hoe kun je dit nou doen? Ben je nou helemáál gek geworden? Ga je schoolgeld terughalen man, zo help je die mensen toch niet?’ maar An neemt het onmiddellijk voor Bob op, ‘Oh, nee Marie, Bob heeft niets verkeerds gedaan hoor, integendeel zelfs, het is een schat!’ en terwijl An bij Wim op de bank gaat zitten en ze elkaars hand vasthouden zegt ook Wim ‘Ja Bob, je bent een echte vriend, geweldig dat je dit voor ons hebt kunnen doen’ waarop Bob zegt ‘Graag gedaan hoor, waar heb je anders vrienden voor?’. Bij Marie komt er nog net geen stoom uit de oren maar ze begrijpt er echt helemaal niets meer van, tot ze uitroept ‘Nou, kan het toch aan mij liggen maar kan íemand van de hier aanwezigen nou eindelijk even vertellen hoe dit in elkaar zit?’ maar Joop weet precies hoe het in elkaar zit, ‘Da’s toch simpel Marie, ze zijn alle drie rijp voor een enkeltje Maasoord, laat de witte jassen maar komen’.

Wim haast zich om te zeggen dat ze inderdaad wat uit te leggen hebben en dat het eigenlijk heel simpel is. Hij heeft zijn vrouw leren kennen in hun studententijd, toch zeker al weer zo’n 40 jaar geleden in Amsterdam, ‘Ik huurde een kamer bij een hospita die ik zelf moest onderhouden,uhm de kamer, niet de hospita. Ik mocht eigenlijk geen meisje op de kamer ontvangen, maar ja, je bent jong….’, dat kon Joop ook nog wel snappen, An vertelt het verhaal van Wim verder, ‘Toen ik op Wim’s kamer kwam, wat natuurlijk best spannend was in die tijd, hing er een merkwaardige lucht, beetje onaangenaam zelfs dus wij zoeken waar die lucht vandaan kwam want er moest toch iets zijn wat die lucht veroorzaakte… Tot Wim ineens roept Het zal me worst wezen!’. Marie staat verbaasd met de mond open en weet geen woord uit te brengen. ‘Nou inderdaad Marie, zo reageerde ik dus ook, stomverbaasd om wat Wim zei’ zegt An en Wim vult het verder aan, ‘Ja, maar wat was nou het geval? Twee weken daarvoor had ik stiekem een stuk leverworst meegenomen uit de kast van m’n hospita naar mijn kamer. Tijdens het studeren is dat stuk achter het bureau gevallen en ik wilde het opruimen maar dacht ‘Ik doe dat straks wel even’ en ben het later helemaal vergeten, tot An dus op m’n kamer kwam, toen schoot het me ineens weer te binnen.’’, waarop An het verhaal verder afmaakt, ‘Afijn, het is nog een hele gezellige avond geworden toen, de hospita heeft niets gemerkt. We hebben het er nog vaak over gehad om dan in lachen uit te barsten. Wim heeft het verhaal ongetwijfeld ook aan Bob verteld. Bob heeft het perfect aangevoeld en ons met deze actie van hem even gewezen op die fijne tijd van toen, alweer 40 fijne jaren geleden en dan wordt zo’n ruzie ineens heel onbelangrijk’ en Bob legt uit dat een vriend van hem een drukkerijtje heeft waar ze ’s nachts deze affiche in elkaar hadden gezet. De vriend graag wilde helpen omdat de burgemeester hem aan een nieuwe woning had geholpen mét douche en hij nu iets terug kon doen.

Marie vindt het allemaal prachtig, ‘Wat mooi hè Joop, zó romantisch….’ Roept zij uit waarop Joop lacht ‘Zeg dat Marie, een stuk verschimmelde leverworst, véél romantischer kan het toch niet worden…’. Wim stelt aan An voor om het thuis verder uit te praten. An vindt het prima maar merkt op dat ze nog wel even naar de winkel moeten voor een nieuw servies, waarop Wim lachend zegt ‘En natuurlijk voor de buren want daar ben je ook behoorlijk creatief mee aan het gooien geweest’. Ze lachen en worden door Marie uitgelaten die het geweldig vind dat het goed is afgelopen. Ze draait zich naar Joop en zegt ‘Het was wel héél lief hoor Joop wat je gisteravond zei over mij, dat lot uit de loterij enzo…’ maar Joop zegt al snel ‘Joh, heb ik dát gezegd? Dan moet ik wel erg dronken zijn geweest zeg…’ maar als Marie teleurgesteld lijkt zegt hij er snel achteraan ‘Maar als ik dat in een stomdronken bui zeg dan zal het toch wel kloppen zeker? Thuiskomen na een dag hard werken is toch alleen leuk als jij daar op mij wacht?’ en hij slaat zijn armen om haar heen…..